Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie O
- Oversparen
- Oversparing
- Overspatten
- Overspeelster
- Overspel
- Overspelden
- Overspelen
- Overspeler
- Overspelig
- Overspellen
- Overspijkeren
- Overspikkelen
- Overspinnen
- Overspitten
- Overspoeden
- Overspoelen
- Oversporen
- Oversprei
- Overspreiden
- Overspreiding
- Oversprenkelen
- Overspringen
- Overspringing
- Oversproeien
- Oversprong
- Overspuiten
- Overstaan
- Overstaand
- Overstag
- Overstallen
- Overstampen
- Overstander
- Overstap
- Overstapelen
- Overstapje
- Overstapkaartje
- Overstappen
- Overstapstation
- Overste
- Oversteek
- Oversteekplaats
- Oversteeksel
- Overstek
- Oversteken
- Oversteking
- Overstelpen
- Overstelpend
- Overstelping
- Overstemmen
- Overstemming
- Overstempelen
- Oversterfte
- Oversterk
- Oversticht
- Overstijf
- Overstijgen
- Overstijven
- Overstil
- Overstomen
- Overstoppen
- Overstorten
- Overstorting
- Overstortklep
- Overstoten
- Overstout
- Overstoven
- Overstralen
- Overstreept
- Overstreng
- Overstrijken
- Overstromen
- Overstroming
- Overstromingsgevaar
- Overstromingsramp
- Overstromingsrivier
- Overstromingswater
- Overstrompelen
- Overstrooien
- Overstuiven
- Oversturen
- Oversturing
- Overstuur
- Oversuikeren
- Oversukkelen
- Overtal
- Overtallig
- Overtalrijk
- Overtappen
- Overtasten
- Overtaster
- Overteder
- Overtekenen
- Overtekening
- Overtelegraferen
- Overtellen
- Overtent
- Overteren
- Overteuten
- Overtijd
- Overtijden