Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Electrisch

betekenis & definitie

bn. en bw.,

I. bn.,
1. betr. hebbend op, van den aard van electriciteit: electrische eenheden ; electrische verschijnselen;
2. door electriciteit veroorzaakt : electrische stroom ; een electrische vonk; een electrische schok;
3. electriciteit voortbrengende: een electrisch element; een electrische batterij, machine, centrale ;
4. met electriciteit werkend, door middel van electriciteit bewogen of voortgebracht: een electrische slinger, trein, tram, naald, rem; electrisch licht; electrischetelegrafie;
5. dienend voor verspreiding van electr. kracht: een electrische leiding ;
6. met electriciteit geladen: de dampkring is electrisch; — ook fig. ;

II. bw., door of met electriciteit: dat toestel werkt electrisch ; electrisch verlicht; III. in volkst. als zn. o. voor: de electrische leiding of installatie.