Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Eeuwig

betekenis & definitie

bn. bw.,

I. bn.,
1. begin noch einde hebbende, buiten de tijd bestaand: God alleen is eeuwig;

in de dagelijkse opvatting: altoosdurende, geen einde nemende, bestendig, duurzaam : de eeuwige gelukzaligheid ; het eeuwige leven;zich een eeuwige naam maken, zich onsterfelijk maken; — de eeuwige stad, Rome; — ten eeuwigen dage, voor altijd; — eeuwige rente, onaflosbaar; — de eeuwige sneeuw, het eeuwige ijs, eeuwig groen, niet door de afwisseling der seizoenen onderbroken;

2. levenslang: iem. tot eeuwige ballingschap veroordelen; — de eeuwige bruid, een meisje dat wel ondertrouwd is, maar waarvan het huwelijk niet is doorgegaan;
3. waaraan geen eind schijnt te komen: een eeuwige tijd; een eeuwig eind;
4. telkens weer, schijnbaar zonder ophouden geschiedend of beoefend, altijd weer aanwezig (als uitdr. van ongeduld of verveling): dat eeuwige kousenstoppen ; dat eeuwige gezeur en gekijf; met zijn eeuwige cigaret in zijn mond; — ook een eeuwige optimist, die altijd maar optimist blijft; — (Zuidn.) op zijn eeuwig gemak ;

II. bw.,

1. voor altijd, zonder einde: dat blijft eeuwig bestaan; eeuwig is lang; voor eeuwig;
2. altijd door, steeds maar: zij zit eeuwig te breien; je hoeft toch niet eeuwig en altijd uit te gaan; (veroud.) eeuwig en erfelijk;
3. bovenmatig, buitengewoon: het duurt eeuwig lang; ik heb er eeuwig het land aan.