Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Draai

betekenis & definitie

m. (-en),

1. de handeling van draaien; het slot sluit met een dubbele draai;
2. de handeling van wenden, wending: de weg maakt hier een draai;de koetsier heeft zijn draai te kort genomen, heeft de boog niet wijd genoeg beschreven en is zodoende tegen iets aangekomen;
3. plaats waar of keer dat iets draait of gebogen is: de eerste draai van de trap ; — in fig. opvatting : een draai van de geest, een eigenaardige richting van het denken;
4. in verschill. fig. zegsw.: hij heeft zijn draai genomen, is (plotseling) tot een andere partij, een andere zienswijze overgegaan; — (Zuidn.) iem. in de draai houden, hem paaien, verlokken door ijdele beloften; — een draai aan iets geven, het in een ander licht stellen; hij weet aan alles een draai te geven, een aannemelijke verklaring er voor te vinden (om zich te verontschuldigen); — met een draai er achter komen, door een listige wending; — (gemeenz.) hij heeft zijn draai, is in zijn element, is opgewekt bezig, verkneukelt zich; — hij is weer aan (gew. ook op) de draai, aan het zwieren;
5. slag met draaiende beweging: zwijg, of je krijgt een draai om de oren, een oorveeg;

6. (Zuidn.) duizeling: een draai in het hoofd krijgen; — kleine, smalle draaibrug over een vaart;

8. v., volksn. van de akkerwinde (Convolvulus arvensis) en van de haagwinde (C. sepium).