I. m. (s), (kuip., timm. enz.) bijl waarvan het vlakke of holle blad dwars op de steel zit en naar de steel gekromd is, voor het behakken van palen, uithakken van goten enz. gebruikt: platte dissel; gootdissel.
II. m. (-s), disselboom : lange dissel, boom tussen de paarden van een tweespan voor een wagen; — kromme dissel, kort, sterk gebogen hout voor aan zekere boerenwagens.