Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Diepte

betekenis & definitie

v. (-n),

1. de afmeting diep, het diep-zijn (in verschillende betekenissen): de diepte van een kanaal vergroten; de diepte van een huis; een onpeilbare diepte; een diepte van 2000 m loden; de diepte der gedachten; een schilderij zonder diepte, zonder perspectief;
2. plaats, bepaald door de afstand tot de oppervlakte: die vis komt gewoonlijk voor op een diepte van 100 m;
3. plaats waar het water diep is of waar een diepe inzinking in de bodem is: alles zonk in de diepte weg; de verborgen diepten des Oceaans; — het dorp ligt daar in de diepte, ver beneden de beschouwer ;
4. (fig.) de diepten van ’t menselijk hart, het ondoorgrondelijke, verborgene daarvan ; — uit diepten van ellenden (Psalm 130).