I. (dichtte, heeft gedicht),
1. verzen maken ; (iets) in dichtmaat behandelen; (scherts.) een brief dichten, samenstellen ;
2. (veroud.) uitdenken, verzinnen : een leugentje dichten.
II. (dichtte, heeft en is gedicht),
1. dichtmaken, stoppen: een scheur dichten; (kuip.) een vat dichten ; (zeew.) naden dichten; een schip dichten, kalfaten ;
2. (w. g.) dichtgaan: de wond is gedicht.