I. DEGEN
m. (-s), in verheven stijl, als archaïsme: held, dapper krijgsman: een beproefde degen.
II. DEGEN
m. (-s), stootwapen met rechte, al of niet tweesnijdende puntig toelopende kling en een gevest met korf: de degen trekken, opsteken; — iem. op (de punt van) de degen vorderen, uitdagen tot een duel op de degen; de degens kruisen, duelleren op de degen; — meester op de degen, zekere graad van bekwaamheid in het schermen met de degen; — (fig.) hij is de degen (de verdediger) van de Staat.