Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Dame

betekenis & definitie

I. v. (-s), volwassen vrouw uit de beschaafde stand; in neutraal gebruik het vrouwelijke woord naast heer : er zaten drie heren en twee dames ; in praegnant gebruik: vrouwelijk persoon van verfijning en hoge beschaving ofwel van gegoedheid en „standing”: op en top een dame ; zij wil de dame spelen, uithangen, zich voornaam voordoen zonder het werkelijk te zijn;

2. partner aan tafel, op een bal enz. : mijn dame, de dame die ik geleid;
3. als aanspreekvorm in het enkelv. gebruikt om een vrouwelijk persoon aan te spreken, wier naam of titel men niet kent; — het meervoud dames als vocatief voor een aantal vrouwelijke personen bijeen, zonder onderscheiding van rang of stand ; — opschrift op een toilet voor dames ;
4. (iron.) vr. pers. van verdachte zeden;
5. (germ.) koningin in schaak- en kaartspel.

II. (Fr.), v. (-s), in de benamingen: dame de compagnie, juffrouw van gezelschap ; — dame d’honneur, eredame; — dame du palais, hofdame.