Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Commissaris

betekenis & definitie

(<Lat.), m. (-sen),

1. gelastigde, gevolmachtigde, persoon van wie enig regeringsgezag is overgedragen : een hoge commissaris ; — Commissaris der Koningin, vertegenwoordiger der Koningin in een provincie, voorzitter van de Provinciale en Gedeputeerde Staten ; — commissaris van politie, in vele steden de ambtenaar die chef der politie is ; — rechter-commissaris, zie aldaar ;
2. een door de aandeelhouders aangewezen, al of niet deelhebbend persoon belast met het toezicht op de directie ener industriële of financiële onderneming : de commissarissen der Handelmaatschappij;
3. hij aan wie als bestuurslid een taak of de uitvoering van zekere last is opgedragen: commissaris ener sociëteit; vgl. kroegcommissaris; — de commissarissen van orde (bij een feest, een optocht), personen aangewezen om voor een goede regeling te zorgen, de orde te handhaven enz.