Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Cedel

betekenis & definitie

CEEL (<Fr.), v. (cedels, cedelen en celen), schriftelijke kennis- of lastgeving, bewijsstuk ; — rekening of declaratie ; — geleibiljet ; — bewijs aan toonder van opslag van goederen in pakhuizen van derden (van vemen, in entrepôts) ; — (in de termijnhandel) stuk waarbij iem. zich verbindt, zekere hoeveelheid ener waar op een bepaalde tijd tegen een bepaalde prijs te leveren ;

2. schriftelijke opsomming, lijst : een hele ceel, grote reeks ; (gew.) ceel maken, een lijst opmaken van personen aan wie de weet moet gedaan worden van iemands overlijden ; — (gew.) iem. op de ceel hebben, van hem weinig goeds te vertellen hebben ;
3. (wev.) schetstekening van de opzet van een weefsel ;
4. (bouwk.) nabootsing van een rol perkament.