(kwam bijeen, is bijeengekomen),
1. samenkomen (met een doel): de vrienden zijn bijeengekomen ; de vergadering is bijeengekomen ; — ’t geld zal wél bijeenkomen, we zullen uit verschillende bijdragen de nodige som wel verkrijgen;
2. die kleuren komen goed bijeen (beter bij elkaar), passen goed bij elkaar, schreeuwen niet; — dat komt goed bijeen, dat treft goed.