(bewerkte, heeft bewerkt),
1. werk aan iets verrichten om het voor een zeker doel geschikt te maken: de grond bewerken, ploegen, eggen enz. ; — aan ruwe stof een vorm geven; platina kan door zijn hoog smeltpunt moeilijk bewerkt worden ; — ruw bewerkte gereedschappen, niet fijn afgewerkt; — een Frans boek voor Nederlanders bewerkt door N.N.;
2. versieren : bewerkt hout, metaal;
3. (van geestelijk wark) met overleg of volgens zekere regels tot stand brengen: nauwkeurig bewerkte plannen, tekeningen; een rekenkundige opgave bewerken, oplossen;
4. teweegbrengen, veroorzaken: de bekwame staatsman wist de vrede te bewerken; die gebeurtenis bewerkte een gehele ommekeer;
5. tot een zekere gezindheid trachten te brengen, invloed in een bepaalde richting uitoefenen: iem., de kiezers bewerken.
