bn. bw. (-er, -st),
1. beweging toelatend : die beenderen zijn beweeglijk verbonden . — (w. g.) beweeglijk goed, roerend goed ;
2. zich gaarne en veel bewegend: kinderen zijn beweeglijk van aard ; — hij is beweeglijk van gelaat, zijn gemoedsaandoeningen tekenen zich dadelijk op zijn gelaat af; — van de geest: gemakkelijk van het een op het ander overgaand :
3. vatbaar voor indrukken : een beweeglijk gemoed.