Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Betrekkelijk

betekenis & definitie

vz., bn. en bw.,

1. kunnende of moetende gerekend worden tot, in verband staande met: de stukken tot die zaak betrekkelijk, ook als vz. : de stukken betrekkelijk die zaak [maar niet: de betrekkelijke stukken ; dit moet zijn: de betrokken stukken];
2. (taalk.) betrekkelijke voornaamwoorden, ook relatieve genoemd, voornaamwoorden die dienen om een bepalende zin met een in een voorafgaande zin staand woord te verbinden, zoals die, dat, welke, welk, dewelke, hetwelk, wie, wat, hetgeen; welk wordt ook bijv. gebruikt: wij hebben de Camera Obscura gelezen, welk boek ons goed bevallen is; betrekkelijke bijzin, bijzin door een betrekkelijk voorn, aan de hoofdzin verbonden ;
3. zijn waarde of betekenis hebbende alleen met betrekking tot of in vergelijking met iets dat niet genoemd wordt: groot en klein, deugd en ondeugd zijn betrekkelijke begrippen ; dat is betrekkelijk, dat hangt er van af; — de betrekkelijke hoogte van een berg, boven de omgeving (in tegenst. met de volstrekte hoogte, boven de oppervlakte der zee); — de betrekkelijke waarde der cijfers in een getal;
4. bw., naar evenredigheid : betrekkelijk gering ; — hij is er betrekkelijk goed afgekomen, het kon slechter gegaan zijn; de bet. nadert tot: vrij, nogal: het is betrekkelijk goedkoop.