Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Beschikken

betekenis & definitie

(beschikte, heeft beschikt),

I. overg.
1. ordenen, regelen, ook gezegd van God en het noodlot: God had het anders beschikt; de mens wikt, maar God beschikt, de beslissing is in Gods hand; — zijn zaken beschikken, zijn testament maken.
2. op een verzoek, request gunstig (afwijzend) beschikken, het (niet) inwilligen.
3. (gew.) de huishouding beschikken, besturen, bezorgen.

II. onoverg., beschikken over iem. of iets, er naar welgevallen gebruik van (kunnen) maken, tot zijn dienst hebben: gij kunt over mijn huis beschikken, het is te uwen dienste; als gij nog iem. nodig hebt, kunt ge over mij beschikken; — disponeren: morgen kunt ge over het geld beschikken, het in ontvangst nemen; over het bedrag zal per kwitantie beschikt worden; — over een groot vermogen, een grote welbespraaktheid beschikken, die bezitten.

2. een bestemming geven aan: een som waarover hij beschikt had ten gunste van de armen; ik heb over geen uur meer te beschikken, al mijn tijd is bezet.