Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Belet

betekenis & definitie

o., verhindering; belemmering; in vaste verb.: doe ik u geen belet? kom ik niet ongelegen? — belet krijgen, niet ontvangen kunnen worden; — belet hebben, niet kunnen ontvangen; — belet laten vragen, vragen of men kan ontvangen worden; — belet geven, zeggen dat men nu geen bezoek kan afwachten.