Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Begrijpen

betekenis & definitie

(begreep, heeft begrepen),

1. met het verstand vatten; de aard, betekenis, het gevolg van iets, het karakter enz. van iem. zich in de geest naar waarheid voorstellen: iets, zijn les begrijpen; — een som begrijpen, doorzien, weten hoe zij gemaakt moet worden: — ik begrijp de hele zaak, geschiedenis al, zie hoe de vork in de steel zit; — ik begrijp er niets van, kan er niet uit wijs worden, inz. uit iemands gedrag; — ik heb uit hem begrepen, dat .... uit zijn woorden heb ik opgemaakt, dat . .. .; — dat is nogal te begrijpen, dat is zeer verklaarbaar; — dat kun je begrijpen! dat geloof ik niet, (ook) geen denken aan!, daar komt niets van in! — iem. begrijpen, zijn bedoeling vatten, weten waar hij heen wil; goed met hem kunnen omgaan; (ook) weten, wat de drijfveer zijner handelingen is; — iem. verkeerd begrijpen, zijn woorden of daden anders opvatten dan door hem bedoeld wordt;
2. omvatten, tot iets tellen, rekenen; de onkosten zijn er onder begrepen, zijn er bijgerekend; — waar hier van onderwijzers gesproken wordt, zijn de onderwijzeressen mede begrepen;
3. bevatten, inhouden: al wat de aarde in zich begrijpt; (passief) gaan in: vijf is zesmaal in dertig begrepen;
4. (gew.) ergens mede begrepen zijn, ergens verlegen, beschaamd mee zijn, er niet goed voor durven uitkomen;
5. een vaste mening hebben, waarvan men niet afwijkt: ik begrijp het nu eens zo, ik vat het zo op, wil het zo hebben; — (gew.) als hij het begrijpt, is er niets aan te doen, als hij het in zijn hoofd heeft;
6. het niet op iem. (iets) begrepen hebben, hem (het) niet vertrouwen, er tegen ingenomen zijn.