Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bedrijf

betekenis & definitie

o. (...ven),

1. wat iem. verricht of verricht heeft, daad, daden: leven en bedrijf van ....; — dat is uw bedrijf, uw werk, gij zijt er de oorzaak van; — handeling. actie: een zondig bedrijf;
2. beroepswerkzaamheid, handwerk: — zegsw.: het is een groot bedrijf, maar klein beklijf, er is veel drukte en moeite aan verbonden, maar het resultaat is niet groot;
3. alg. benaming voor de als beroep uitgeoefende werkzaamheid in industrie, handel of verkeer: takken van bedrijf; organisatie van het bedrijf; vgl. bedrijfsleven;
4. (concr.) inrichting voor de uitoefening van een bepaalde tak van industrie, handel enz., inz. een grote inrichting (bij bedrijf wordt meer gedacht aan het technische, bij onderneming aan het economische aspect): bedrijven met meer dan 1000 man personeel; de Posterijen vormen een zeer groot bedrijf; —kleine bedrijfjes; — (ook) boerendoening;
5. hoofddeel van een toneelstuk, opera of film, akte; — (oneig.) tussen, onder de bedrijven door, tussendoor (terwijl men met iets anders bezig is).