Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Bedaard

betekenis & definitie

bn. bw. (-er, -st),

1. niet door gemoedsbeweging meegesleept, onbewogen, zonder onrust of toorn : hij stond er heel bedaard bij : als karaktereigenschap : kalm: een bedaard man; — bedaard leven, stil, kalm, ingetogen ; — bedaard optreden, bezadigd ; — iem. bedaard aanhoren, naar iem. oplettend luisteren zonder hem in de rede te vallen, hoewel men soms een geheel tegenovergestelde mening heeft; — houd u bedaard, wees niet zo druk, zo opgewonden ; bedwing u ; — bedaard! kalm! zachtjes aan!;
2. niet overijld : ernstige studie en bedaard overleg: bedaard spreken, kalm en rustig ; — bedaard alles behandelen, geregeld achterelkander, zonder zich te haasten ;
3. bedaarde dagen, tijden, uren, waarin men kalm en rustig is. [Opm.: in de storm is bedaard is bedaard een verl. deelw., geen bn.]