Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Banier

betekenis & definitie

v. (-en), vaandel, standaard waarom zich de krijgslieden scharen: onder iemands banier, hem volgend, met hem strijdend ; de banier ontplooien; — de banier hoog houden, de eer der banier handhaven; (fig.) de banier opsteken, een opstand beginnen; — (bij uitbr.) vaandel van een vereniging, bij processies enz.; — (herald.) volkomen vierkant vaandel, dient meest tot uitwendige versiering van een wapen.