Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Baken

betekenis & definitie

o. (-s), elk vast merk dat een loods of schipper het vaarwater aanwijst, verg. Baak; — (luchtv.) radiobaken (zie ald.); — (gew.) vuur in de open lucht; — (spr.) als het tij verloopt, moet men de bakens verzetten, bij veranderde omstandigheden moet men andere maatregelen treffen; de baken(s) zijn verzet de omstandigheden zijn anders geworden, inz. van machtsverhoudingen gezegd ; — vuur aan wal, altijd geen baken, schijn bedriegt; een schip op strand, een baken in zee, een gestrand schip geeft een gevaarlijke plaats in het vaarwater aan; (fig.) de ramp of het ongeval dat iem. overkomen is, kan een ander tot waarschuwing dienen.