Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Baal

betekenis & definitie

v. (balen),

1. grote dichtgenaaide zak van jute, matwerk of grof linnen, met enige handelswaar: een baal rijst, katoen; honderd balen (baal) meel; ook de zak op zichzelf: een wanne (kapotte) baal;
2. de hoeveelheid koopwaar die in een zak als onder 1. gaat: een baal noten, meestal 100 of 50 kilo (Zuidn. gewoonl. 50 kilo); (Zuidn.) een baal gezwingeld vlas, twee en zeventig boten of ongeveer honderd en twee kilo (een zak heeft een en veertig boten); als papiermaat: tien riem of 5000 vel.