Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Almanak

betekenis & definitie

m. (-ken), kalenderboek je, boekje met tijdrekenkundige en astronomische opgaven voor een jaar, vergezeld van andere practische mededelingen en vaak van letterkundig mengelwerk; dagwijzer; bij uitbr., als de kalender van hoofdzaak bijzaak wordt: jaarboekje : in de 19de eeuw had men tal van letterkundige almanakken ; — met een rode letter in de almanak staan, als een heilige vereerd, hooggeschat worden; — hij liegt als een almanak ; — almanak, leugenzak, doelt op de weersvoorspellingen van de almanak.