(speurde af, heeft afgespeurd),
1. speurende, spiedende afzien: een weg, de omtrek af speuren;
2. speurend afleggen, over de gehele oppervlakte, door de gehele ruimte speuren: de hond heeft het hele veld afgespeurd; ik heb alle hoekjes en gaatjes vergeefs af gespeurd ;
3. (gew.) (van kleuren en kleurige stoffen) door helderheid van kleur in ’t oog vallen, goed uitkomen : dat glanzige wit waarbij het snoer van bloedkoralen zo helder af speurt.