Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Africhten

betekenis & definitie

(richtte af, heeft afgericht),

1. in een richting brengen die afgewend is van zeker punt: gij moet de kijker wat van het Noorden af richten ; hij hield zijn ogen van het lijk afgericht, keek niet naar het lijk ;
2. door onderricht en oefening voor een bepaald doel geschikt maken : een mens of dier op iets africhten ; honden, valken enz. tot de jacht af richten ; soldaten af richten ; — soms ongunstig : afgericht tot alle guiterij (Hooft) ; jongelieden voor een examen africhten, ze mechanisch opleiden, drillen tot het voldoen aan bepaalde exameneisen, zonder acht te slaan op goed begrip en goede verwerking van de stof: op menige kostschool worden de leerlingen maar afgericht; — afgericht in, bedreven, ook : doortrapt in;
3. (smederij) (ijzeren of stalen voorwerpen, inz. zeisen) geheel afsmeden in de vereiste vorm.