Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aflossing

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het aflossen: de aflossing der hoofdwacht, der dag- en nachtploegen geschiedt op bepaalde uren; 2. aflossing van beleende panden, het inlossen; van een hypotheek, van een schuld, het voldoen ; de aflossing der lening geschiedt in tien termijnen, het terugbetalen der geleende gelden;
3. de som die ter aflossing dient;
4. de personen die aflossen in de bet. 1., de aflossende manschappen: de aflossing laat vanmiddag lang op zich wachten.