Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Adjunct

betekenis & definitie

(<Lat.), m. (-en), algemene benaming van een ambtenaar, aan een hogere toegevoegd om hem in zijn ambtsbezigheden bij te staan en hem bij afwezigheid te vervangen. ‘t Woord is meest gebruikelijk in : ADJUNCT'-ACCOUN'TANT, m. (-s); ...-ADMINISTRATEUR', m. (-s), (zeew.) een schepeling wiens post het is de officier van administratie bij te staan, voorheen adjunct-schrijver geheten; ...-CHEF, m. (-s); ...-COMMIES', m. (...zen), ambtsrang bij de Departementen van algemeen bestuur, bij de Rekenkamer, Provinciale Staten en de Secretarie van grote gemeenten; ...-COMMISSARIS, m. (-sen); ...-DIRECTEUR, m. (-en); ...-HOUTVESTER, m. (-s), onderhoutvester; .. -INSPECTEUR, m. (-s).