Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Acuut

betekenis & definitie

(<Lat.), bn. bw. (acuter, -st), eig. scherp, spits; (fig.)

1. (geneesk.) acute ziekten, plotseling opkomend, met een snel verloop en hevige verschijnselen;
2. van kwesties: dringend, om een onmiddellijke oplossing vragend; op een bep. ogenblik in scherpe vorm optredend : acuut gevaar.