Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Achteraf

betekenis & definitie

bw. en zn.,

I. bw.,
1. in het achterste gedeelte, in een afgelegen hoek, van de weg af: achteraf blijven, liggen, iconen, staan, zitten; — ik stond te ver achteraf om de spreker te horen, te ver verwijderd; — hij houdt zich steeds achteraf, treedt niet op de voorgrond, is een der laatsten; — achteraf babbelen, in afwezigheid der betrokken personen;
2. (met betr. tot de tijd) na afloop, later: ik hoorde achteraf; achteraf is het gemakkelijk zeggen, hoe men had moeten doen;

II. zn. o. (-fen), afgelegen plaats; (gew.) geheim gemak, bestekamer; — gedeelte van landerijen dat het verst verwijderd ligt; — de strook veengrond die het laatst verveend wordt of aan de snee komt.