Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanvoer

betekenis & definitie

m. (-en),

1. het aanvoeren, b.v. het ter markt brengen van koopwaren;
2. het aangevoerd worden, b.v. van gas of water in de buizen: er is geen aanvoer. er komt geen gas door de buis;
3. het aangevoerde : de voorraad is op, maar wij wachten nieuwe aanvoer .
4. inrichting om aan te voeren: de aanvoer is verstopt.

< >