Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanroepen

betekenis & definitie

(riep aan, heeft aangeroepen),

1. zijn stem tot iem. verheffen, hetzij om hem tot zich te roepen, hetzij alleen om hem te doen horen en antwoorden: de schildwacht riep ons aan;
2. (fig.) om bijstand, hulp of redding smeken, hetzij door luid roepen, hetzij in het stille gebed : in den dag mijner benauwdheid roep ik U aan (Ps. 86 : 7); — de Heiligen aanroepen, om hun voorspraak smeken bij God; — de naam des Heren aanroepen, God als het Hoogste wezen vereren of Hem als getuige aanroepen ;
3. (gew.) in het voorbijgaan afhalen.