(damde aan, heeft aangedamd),
1. (land) aanwinnen door het maken van een dam ;
2. (lage, drassige grond of veenputten e.d.) aanvullen of ophogen;
3. (veend.) brengen van bonkaarde op de dalgrond.
AANDAMMING, v. (-en),
1. het aandammen;
2. het door aandammen ontstane of verkregene.