Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Oidipous

betekenis & definitie

Oidipous (Lat. oedipus), telg uit het over Thebe heersende geslacht, was de zoon van Laios en kleinzoon van Labdakos; zijn moeder is Iokaste (bij Homeros: Epikaste).

Laios krijgt vóór de verwekking, of in ieder geval vóór de geboorte van Oidipous, van een orakel de waarschuwing dat zijn zoon hem zal doden en ongeluk zal brengen over zijn nageslacht. Hij brengt het kind daarom naar de berg Kithairon en laat het er achter, na het de enkels te hebben doorboord en de voeten te hebben samengebonden (vandaar de naam Oidipous: ‘met gezwollen voeten’). Maar een daar weidende herder uit Korinthe kan het niet over zijn hart ver-krijgen Oidipous aan een wisse dood prijs te geven en vertrouwt het kind toe aan Polybos, koning van Korinthe. De kinderloze Polybos en zijn vrouw Merope (bij Apollodoros Periboia) voeden Oidipous op als ware deze hun eigen zoon.

Als iemand aan het hof twijfel zaait over de werkelijke afkomst van Oidipous, krijgt de jongeman van Polybos en Merope de verzekering dat hij werkelijk hun zoon is. Niettemin trekt Oidipous, ter verkrijging van zekerheid, naar het orakel te Delphi. Hij krijgt daar slechts te horen dat hij zijn vader zal doden en met zijn moeder zal trouwen. Oidipous, die Polybos en Merope nog steeds voor zijn ouders houdt, keert niet terug naar Korinthe, in de hoop aldus de voltrekking van de orakelspreuk te verhinderen. Niet ver van Thebe geraakt hij op een smalle doorgang, bij een kruising van wegen, in conflict met de hem onbekende Laios, die voorrang eist. Oidipous doodt hem en zijn metgezellen, op één na die in Thebe meldt dat Laios is omgebracht door meerdere rovers.

In de omgeving van Thebe wordt hij geconfronteerd met de Sfinx: een gevleugeld monster met het bovenlijf van een vrouw en het achterlijf van een leeuw, dat Thebe terroriseert door iedere passant een raadsel voor te leggen en bij het uitblijven van een juist antwoord – en tot dusverre is iedereen het antwoord schuldig gebleven – de betrokkene te verslinden dan wel van de rots waarop het zetelt, te werpen. Dit raadsel luidt: ‘Welk wezen loopt ’s ochtends op vier poten, ’s middags op twee en ’s avonds op drie, en is zwakker naarmate het op méér poten loopt?’ Oidipous antwoordt terecht dat het de mens is, die als baby op handen en voeten loopt en in de ouderdom met een stok. Een ander raadsel dat in de literatuur te vinden is, luidt: ‘Wie zijn de twee zusters, van wie steeds de ene de andere en vervolgens de andere de ene verwekt?’ Het antwoord is: de dag en de nacht (gepersonifieerd immers in twee vrou-welijke gestalten). Na de juiste beantwoording van de vragen stort de Sfinx zichzelf van de rots of wordt door Oidipous gedood. Hij wordt als een held Thebe binnengehaald, krijgt de hand van de weduwe van Laios, Iokaste, en oefent samen met haar de heerschappij over Thebe uit.

Sophokles verhaalt in zijn tragedie Koning Oidipous hoe het Oidipous in Thebe verder vergaat. Na jaren van voorspoed en nadat Iokaste Oidipous de zonen Eteokles en Polyneikes en de dochters Antigone en Ismene heeft geschonken, wordt Thebe getroffen door een verwoestende pest. Iokastes broer Kreon wordt naar het orakel van Delphi gezonden om te vragen naar oorzaak en remedie. Kreon krijgt te horen dat Thebe is bezoedeld door de aanwezigheid van Laios’ moor-denaar. Oidipous vraagt daarop de blinde ziener Teiresias naar de identiteit van de moordenaar. Teiresias is er afkerig van de gruwelijke waarheid te onthullen, maar wordt tot spreken geprest. Op zijn eerste mededeling dat Oidipous de moordenaar is van Laios en in een zondige verhouding leeft met Iokaste, ontsteekt Oidipous in hevige woede: hij verdenkt Kreon en Teiresias ervan tegen hem samen te spannen. Iokaste tracht haar gemaal te sussen door erop te wijzen dat Teiresias een onbekwame ziener is, die immers heeft voorspeld dat Laios zou vallen door de hand van zijn zoon, terwijl deze in werkelijkheid toch op een kruising van wegen is omgebracht door rovers. Bij deze mededeling wordt Oidipous overvallen door een angstig vermoeden. Maar omdat hij er nog steeds van overtuigd is de zoon te zijn van Polybos en Merope, haalt hij opgelucht adem, wanneer een koerier komt melden dat Polybos een natuurlijke dood is gestorven. Oidipous’ vrees wordt echter bewaarheid door de daaropvolgende mededeling dat hij niet van het hof van Polybos had hoeven wegblijven, omdat hij slechts een aangenomen zoon is. Hij blijkt dus een vadermoordenaar te zijn en bovendien in een incestueuze verhouding te leven met zijn moeder. Iokaste pleegt zelfmoord; Oidipous steekt zich de ogen uit en begeeft zich in ballingschap, met achter-lating van zijn jeugdige kinderen.

In Oidipous te Kolonos geeft Sophokles een enigszins afwijkende versie van het vertrek van Oidipous uit Thebe: zijn eigen zonen hebben de hand gehad in de onvrijwillige ballingschap en hij vertrekt in het gezelschap van zijn dochter Antigone. Te Kolonos bij Athene komt Ismene hem berichten dat Polyneikes en Eteokles in conflict zijn geraakt om de heerschappij over Thebe, en voorts dat een orakel de Thebanen heeft voor-gehouden dat ze, om voorspoed over Thebe te brengen, Oidipous tot zijn dood in hun nabijheid moeten houden en dat Kreon hem daarom onder dwang terug zal voeren naar Thebe. De koning van Athene, Theseus, verleent Oidipous, die niet wenst terug te keren, asiel en zendt Kreon met lege handen heen. Als Polyneikes vervolgens de onmisbare zegen van zijn vader komt vragen in zijn conflict met Eteokles, vervloekt Oidipous zijn beide zonen, die elkaar later zullen ombrengen. Theseus leidt Oidipous naar de plaats waar deze wil sterven. Oidipous voorspelt hem dat zijn graf een beschermende functie voor Attika zal vervullen. Na zijn dood wordt hij toegelaten tot het gezelschap van de goden.

Euripides geeft in Phoenicische vrouwen een andere chronologie. De blinde Oidipous is in Thebe gebleven en nadat Eteokles en Polyneikes elkaar hebben gedood, betreurt hij de gevolgen van de vervloeking van zijn zoons. Tot overmaat van ramp wordt hij verbannen door Kreon, die nu de heerschappij uitoefent. Van de moord op Laios wordt in deze tragedie niet gerept, wel van de incestueuze verhouding die Oidipous ertoe heeft gebracht zijn daaruit geboren zonen te vervloeken.

In de literatuurgeschiedenis van de oudheid en de nieuwe tijd domineert de Koning Oidipous van Sophokles: de onontkoombaarheid van de vervulling van hetgeen de orakels hebben voorzegd; de tragiek van het noodlot van de aanvankelijk zo fiere, machtige, gedecideerde, zelfs arrogante en (ook in het Kolonos-stuk) opvliegende Oidipous, die zo diep valt als blijkt dat hij een grote schande draagt.

Seneca volgt in Oedipus in hoofdlijnen het relaas van Sophokles. Het verhaal leeft voort in de middeleeuwen, bijv. in de Roman de Thèbes 12e eeuw, waarin ook wordt teruggegrepen op het epische gedicht Thebais van Statius uit de 1e eeuw n.C.

Het stuk van Seneca ligt ten grondslag aan een aantal dramatische adaptaties van het thema in de renaissance: o.a. Pazzi ca. 1520 en Sachs 1550. Nadien neemt de belangstelling voor de Sopho-kles-tragedie sterk toe: het Teatro Olimpico van Palladio in Vicenza wordt in 1595 geopend met een vertaling daarvan en in ons land is er een vertaling uit de pen van Vondel 1660. Toch bevatten veel theaterstukken uit de 17e eeuw elementen van Sophokles en Seneca tegelijk: bijv. P. Cor-neille 1659 en Lee & Dryden 1679. Voltaire 1718 is getrouwer aan Sophokles. Hölderlin maakt in 1804 een vertaling/bewerking van Sophokles’ stuk. Shelley 1820 grijpt het thema aan voor een politiek-satirisch drama, waarin hij zijn pijlen richt op George iv.

In de 20e eeuw verdringt, in de literaire belang-stelling voor de Griekse tragedies, Koning Oidipous de Antigone van Sophokles van de eerste plaats. Daaraan zal niet vreemd zijn dat er in de opkomende psychoanalyse een sterke belangstelling ontstaat voor het verhaal. Zo hecht Freud de naam Oidipous aan het geheel van de seksuele verlangens van het kind ten opzichte van de ouder van het andere geslacht en de vijandige gevoelens voor de ouder van hetzelfde geslacht. Enkele literaire specimina: Hofmannsthal 1909, Cocteau 1928, Gide 1931; in de Nederlandse taal o.a. Teirlinck 1961, Claus 1971 en 1977 (Het huis van Labdakos) en Mulisch 1972.

In de film edipo re 1967 laat Pasolini het Sophokles-drama voorafgaan door een scène over zijn eigen jeugd, getekend door moederbinding en afwezigheid van de vader, en volgen door beelden van een blinde en zoekende man die de dichter-cineast zelf voorstelt.

Ook in de muziekgeschiedenis speelt Koning Oidipous van Sophokles een belangrijke rol. Gabrieli schreef de toneelmuziek ter begeleiding van de genoemde opvoering in het Teatro Olimpico, Purcell die voor het stuk van Lee & Dryden. Lully deed hetzelfde voor het drama van Corneille. Het stuk van Lee & Dryden werd tot een opera omgewerkt door Arne 1740. Later was er weer veel toneelmuziek bij het stuk van Sophokles zelf: o.m. Pizzetti 1903, Martin 1923, Antheil 1928 en Honegger 1948. Strawinsky schreef zijn muziekwerk 1928 naar het stuk van Cocteau (in het Latijn vertaald door Daniélou), Orff 1959 naar dat van Hölderlin. Maderna maakte 1970 een ballet naar het Sophokles-verhaal. Enescu/Fleg werkten in een opera 1936 het hele leven van Oidipous uit.

Het Kolonos-verhaal heeft in de nieuwe tijd geen werken van bijzondere betekenis opgeleverd. Vermeldenswaard is de neoclassicistische opera van Sacchini/Guillard 1786.

De ontmoeting van Oidipous met de Sfinx – sinistere schoonheid, half vrouw, half leeuwin, draagster van door de mens niet te ontsluieren geheimen – krijgt aandacht in de literatuur van de 20e eeuw in stukken van Péladan 1903 en Hofmannsthal 1906 en in de burleske La machine infernale van Cocteau 1936, waarin Oidipous het menselijke deel van de Sfinx weet te charmeren. Het thema is ook terug te vinden in de beeldende kunst van de 19e eeuw: bijv. bij Ingres 1808 als confrontatie tussen de schoonheid en rede van Oidipous en de sinistere lelijkheid van de Sfinx; een morbide confrontatie bij Moreau 1864, die de Sfinx haar klauwen doet zetten in een kwijnende Oidipous. Dezelfde schilder had in 1860 reeds een Sfinx uitgebeeld, zittend op de lijken van haar slachtoffers. Bacon 1983 volgt Ingres.

Voor de beeldende kunst van de oudheid geldt hetzelfde als in de nieuwe tijd: de meeste voor-stellingen tonen Oidipous en de Sfinx, beginnend met de Griekse vaasschilderkunst in de 6e eeuw. Het feit dat de Sfinx vaak op een zuil wordt afgebeeld in plaats van op de mythische rots, is te verklaren uit het gebruik van zuilen voor als wijgeschenk bedoelde sfinxen in het heiligdom van Delphi. Voorts komt in de Etruskische en Romeinse cultuur het verhaal voor in funeraire context (urnen, sarcofagen, grafschilderingen): de dood kan door kennis worden overwonnen. In veel gevallen is Oidipous als reiziger (laarzen, grote hoed, mantel en staf) afgebeeld, terwijl hij met zijn rechterhand een spreekgebaar maakt. Het complete leven van Oidipous is op enkele Romeinse sarcofaagreliëfs te vinden (o.m. in het Lateranenmuseum van het Vaticaan).

In de nieuwe tijd heeft alleen Füssli Oidipous in Kolonos 1784 geschilderd; Hugues vereeuwigde hem in marmer 1882-85. De blinde Oidipous en zijn dochters zijn uitgebeeld door Silvagni 1818. Bijzonder zijn Abtransport der Sphinx 1945 van Beckmann en Oedipus Rex van Ernst 1922.