Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Iulia Aurelia

betekenis & definitie

Iulia Aurelia, later Septimia zenobia, was de vrouw van Septimius Odaenathus uit Palmyra, die op gezag van de Romeinse keizer Valerianus (253-260) als stadhouder van Syrië moest trachten een buffer te vormen tegen de oprukkende Sassaniden onder Sapor i. Toen haar man in 269 of 270 overleed, nam zij als regentes van haar zoontje Wahballât de macht over. Tijdens haar bewind maakte ze bekwaam gebruik van de crises die het Romeinse rijk teisterden en slaagde ze erin haar macht uit te breiden over een groot deel van het Midden-Oosten tot en met Egypte. Palmyra was nu de schitterende hoofdstad van het door de superbe Zenobia beheerste gebied, dat reikte van Ankara tot diep in Arabië.

De Romeinen legden zich aanvankelijk bij deze expansie neer, maar toen Zenobia de onafhankelijkheid van haar gebied proclameerde, trok de nieuwe keizer Aurelianus (270-275) tegen haar ten strijde. De troepen van Zenobia, onder persoonlijke aanvoering van de vorstin, werden in 272 bij Antiochië verslagen; ook Palmyra viel. Zenobia zou op een kameel in de richting van de Eufraat zijn gevlucht. De meeste auteurs melden dat Aurelianus, nadat hij Zenobia in zijn triomftocht van 274 te Rome geketend had meegevoerd, haar toestond op een landgoed bij Tivoli de grote staat te voeren die deze bijzondere vrouw paste. Sommigen zeggen dat zij en haar zoon ter dood werden gebracht. Palmyra werd niet verwoest, maar de glorietijd van de stad was voorgoed verleden tijd.

Onze belangrijkste bron is de niet altijd betrouwbare Historia Augusta uit de 4e eeuw, een reeks biografieën van de 3e-eeuwse keizers door verschillende auteurs. Ook bij Eusebius van Caesarea, Aurelius Victor en andere schrijvers van compendia, zoals Zonaras en Eutropius, vinden we waardevolle gegevens. Vanaf de middeleeuwen staat Zenobia te boek als een vrouw van een bijzondere statuur, bijv. in Petrarca’s Trionfi ca. 1352, bij Boccaccio, die haar een plaats geeft in zijn De mulieribus claris ca. 1361, en in The Palace of Pleasure van Painter 1566, die haar contact met Aurelianus voorafgaande aan de beslissende slag presenteert in de vorm van een briefwisseling. Chaucer laat over haar vertellen door de monnik in de Canterbury Tales ca. 1398, in een reeks voorbeelden van grote helden en vorsten met wie het uiteindelijk slecht afliep: Alexander, Caesar en Nero werden vermoord, Herakles en Samson vielen ten slachtoffer aan vrouwenlisten, Zenobia ten slotte werd de gevangene van Aurelianus. In later tijd is Zenobia, als geduchte vrouw zonder meer of als representante van een tot ondergang gedoemde heidense cultuur, hoofdpersoon in drama’s van o.a. Calderón 1635, abbé d’Aubignac 1647, Bogaert 1743 en Wilbrandt 1789. In het muziektheater treden Aurelianus en Zenobia enkele malen naar voren in de 18e en 19e eeuw, bijv. Leo/Zeno 1725 en Rossini/Romanelli 1813.

Een aantal malen komt de oosterse vorstin op Brusselse tapijten voor, soms in reeksen beroemde vrouwen. Dat is ook de context van een schildering van Zenobia tijdens de veldslag met Aurelianus (Paillet 1673) in de onder Rhodogoune beschreven reeks in het paleis te Versailles. De triomf van keizer Aurelianus met een gevankelijk meegevoerde Zenobia werd door Ripanda 1503-13 in fresco aangebracht in het Conservatorenpaleis te Rome en door Celesti ca. 1707 in de Villa Rinaldi-Barberini te Asolo. Twee doeken van Tiepolo ca. 1730 (Zenobia spreekt de manschappen toe; gevangenneming door Aurelianus) hebben waarschijnlijk het Ca’ Zenobio te Venetië gedecoreerd.

Op de aan Engelse handelslieden te danken herontdekking, in het midden van de 17e eeuw, van het geheimzinnige Palmyra, dat een goed gelegen oase bleek tussen Damascus en de Eufraat, volgden culturele exploraties, getuige bijvoorbeeld een vedute uit 1693 van Hofstede (Allard Pierson Museum Amsterdam) en de belangrijke werken met illustraties van Wood en Dawkins (The Ruins of Palmyra 1753). Hun bezoek werd vereeuwigd door Hamilton 1758. Lady Hester Stanford Hope maakte in 1813 haar triomfale opwachting in Palmyra en droomde van de stichting van een nieuw rijk, waarin zij als een nieuwe Zenobia
zou heersen.