Van Alexander tot Zeus Lexicon

Eric Moormann en Wilfried Uitterhoeve (2007)

Gepubliceerd op 08-03-2017

Augustus

betekenis & definitie

Gaius Iulius Caesar Octavianus Augustus (63 v.C.-14 n.C.) werd geboren als C. Octavius, zoon van C. Octavius en Atia. Suetonius haalt verhalen aan, volgens welke zijn moeder in de tempel van Apollo zwanger zou zijn gemaakt door een slang, en het kind, een zuigeling nog, eens op het dak van een toren werd gevonden, met zijn gezicht naar de zon gekeerd – gebeurtenissen die vooruitwezen naar Augustus’ latere affiniteit met de zonnegod Apollo, die zijn beschermheer zou zijn. Via zijn moeder is hij een achterneef van Caesar, die in 47/46 de jongeman, dan vaderloos, bij zich in huis neemt en hem in het patriciaat laat opnemen. Zijn naam luidt dan Gaius Iulius Caesar Octavianus. Na de moord op Caesar blijkt de jongeman te zijn aangewezen als zijn adoptiefzoon en erfgenaam.

In de machtsstrijd die vanaf 44 uitbreekt, staat hij op gespannen voet met de Senaat, die hem een consulaat weigert, en moet hij afrekenen met de strijdmacht van de Caesar-moordenaars. Hij moet de concurrentie dulden van de grote machthebbers van het moment, Lepidus en Marcus Antonius, maar verenigt zich met hen in een triumviraat, dat met harde hand afrekent met de politieke tegenstanders (met gebruikmaking van de sinds Sulla zo beruchte proscriptie; Marius & Sulla) en in 42 bij Philippi de troepen van Brutus en Cassius verslaat. Het hoofd van M.I. Brutus wordt als een gruwelijk waarschuwingsteken naar Rome overgebracht en aan de voet van een standbeeld van Caesar gelegd. Ook het resterende verzet onder leiding van Cato en van een nazaat van de Scipio’s wordt gebroken. Het driemanschap bekleedt nu een dictatoriale macht en deelt het rijk op in drie machtsgebieden: Marcus Antonius krijgt het Oosten, Lepidus Afrika en Octavianus Italië en het Westen. De laatste militaire tegenstander van formaat met wie wordt afgerekend is een zoon van Pompeius Magnus, Sextus Pompeius.

Nieuw verzet rijst tegen Octavianus in Perugia onder leiding van de vrouw en een broer van Marcus Antonius, Fulvia en Lucius Antonius. Hard optreden van Octavianus dreigt de verhoudingen binnen het triumviraat te verstoren, maar de band tussen Octavianus en Marcus Antonius wordt opnieuw aangehaald, doordat Octavianus zijn zuster Octavia met Marcus Antonius laat trouwen. Verwikkelingen met betrekking tot Sicilië leiden tot de uitstoting van Lepidus.

Octavianus grijpt de verhouding tussen Kleo-patra en zijn mededinger aan om in Rome verregaande volmachten te verkrijgen en de strijd met Marcus Antonius aan te gaan. Dankzij de overwinning in de zeeslag bij Actium in 31 kan hij als triomfator en feitelijke alleenheerser naar Rome terugkeren. In Alexandrië hoopt hij de hand te kunnen leggen op Kleopatra om haar in triomf mee te voeren, maar zij pleegt tijdig zelfmoord. Buiten de stad bezoekt hij het graf van zijn grote voorbeeld Alexander.

Hij volgt, eenmaal alleenheerser, een tactiek die hem in staat zal stellen gedurende tientallen jaren alleen de macht uit te oefenen: hij vermijdt verwijzingen naar een koninklijk gezag en draagt zorg voor een herstel, naar de vorm, van de republikeinse instellingen en bevoegdheden, geïn-corporeerd in de magistraatsfuncties en in een Senaat die hem zijn bevoegdheden verleent, ja zelfs, zo wordt het voorgesteld, opdringt. Hij aanvaardt ‘slechts’ de titels van princeps (eerste) en augustus (verhevene); de laatste is vanaf 27 v.C. ook zijn officiële naam. Aldus bewerkstelligt hij dat de Romeinen instemmen met hetgeen de leidende kringen nog niet hadden toegestaan aan de minder tactisch opererende Caesar: een persoonlijk bewind dat uitmondt in een met goddelijk gezag omkleed en erfelijk keizerschap. Zijn naaste medewerkers en raadgevers zijn de cultuurminnaar Maecenas en zijn jeugdvriend en strijdmakker Agrippa, die Augustus’ dochter Iulia tot vrouw krijgt. Dio Cassius geeft een uitvoerig ‘verslag’ van een beraadslaging van de drie, als bij het begin van de alleenheerschappij Augustus zijn beide raadgevers de vraag voorlegt of moet worden teruggekeerd naar de oude republikeinse instellingen. Agrippa spreekt zich uit voor, Maecenas tegen een dergelijke terugkeer.

Na de grote sociale en politieke spanningen en de hardnekkige oorlogen die de Romeinse republiek hebben geteisterd vanaf de tijd van de Gracchi tot de machtsstrijd na de dood van Caesar, wordt de regeerperiode van Augustus gekenmerkt door een betrekkelijke vrede, zodat volgens Suetonius de deuren van de tempel van de oorlogsgod Ianus tot driemaal toe gesloten kunnen worden ten teken dat Rome zich niet in oorlog bevindt, terwijl dit in alle voorafgaande eeuwen maar tweemaal mogelijk zou zijn geweest. Een omvangrijke bouwactiviteit veranderde de stad van een grauwe plaats, opgetrokken in kleisteen, tot een luxe stad in marmer, hetgeen door Suetonius de keizer ook als een van zijn ambities in de mond was gelegd. Niettemin zijn er de nodige verstoringen van deze politieke en militaire vrede. De ernstigste militaire nederlaag is wel de vernietiging van de drie legioenen van Varus in Germanië (Arminius): een catastrofe die Augustus het hoofd tegen de muur doet slaan onder de door Suetonius overgeleverde uitroep: ‘Varus, geef me mijn legioenen terug’.

In politicis heeft Augustus te kampen met een reeks complotten en intriges, onder meer van de zijde van een nazaat van Pompeius, Cornelius Cinna. Augustus vergeeft hem en maakt hem later zelfs consul. Opnieuw geeft Dio Cassius een ‘verslag’ van een discussie, nu tussen Augustus, die zich in het zicht van de berechting van Cinna beklaagt dat hij zich voortdurend genoopt ziet tot executies, en zijn vrouw Livia, die hem clementie aanraadt als de meest effectieve politieke weg.

De familie ontwikkelt zich tot een broeinest van intriges rond de opvolging, omdat Augustus, die uit zijn huwelijk met Livia geen nakomelingen heeft en uit een eerder huwelijk slechts een dochter Iulia, nu eens de een en dan weer de ander favoriseert. Eerst lijkt zijn neef Marcellus voorbestemd, maar als Augustus ernstig ziek wordt staat hij zijn ring af aan Agrippa als de dan kennelijk beoogde opvolger. Om de dynastie te versterken adopteert hij de zonen van Iulia en Agrippa, Lucius en Gaius, als zijn eigen zonen. Als Agrippa overlijdt moet Livia’s zoon uit een eerder huwelijk, Tiberius, met Iulia trouwen. Tiberius trekt zich echter van Iulia en uit het gewoel van kandidaten terug door af te reizen naar Rhodos. Na de dood van Lucius en Gaius wordt Tiberius teruggeroepen en geadopteerd, maar niet dan nadat deze op zijn beurt zijn neef Germanicus, de man van Augustus’ kleindochter Agrippina, heeft geadopteerd. Door de hele Romeinse literatuur heen gaan geruchten dat de opvolgingsstrijd tussen deze en gene gepaard is gegaan met gif- of andere moorden, die dikwijls worden toegeschreven aan de geduchte Livia, omdat deze de opvolging veilig wilde stellen voor haar zoon Tiberius – die na het overlijden van Augustus in 14 n.C. inderdaad de nieuwe keizer wordt.

Augustus was zich zeer wel bewust van het grote belang van zijn bewind voor het Romeinse rijk. Hij boekstaafde zijn daden in de Res gestae, gebeiteld in Grieks en Latijn op monumenten te zijner ere in alle grote steden. Op de wanden van de Augustus-tempel in Ankara is het enige complete exemplaar van die tekst bewaard gebleven (zgn. Marmor Ancyranum). Voorts gaf hij dichters opdracht de geschiedenis van de mythologische voorouders van het geslacht van Iulius Caesar te beschrijven, met name die van Aeneas (Ver-gilius), en de huidige vrede te bezingen (Horatius). Ook Ovidius was met zijn Metamorfosen en Fasti een belangrijke schakel in de literaire pro-paganda, maar hij raakte door zijn minder willige houding in ongenade en zou in 8 n.C. naar Tomi aan de Zwarte Zee worden verbannen.

De belangrijkste bewaard gebleven historische geschriften waarin het bewind van Augustus is geboekstaafd, zijn van de hand van Suetonius, Ploutarchos en Dio Cassius. Na een sombere terugblik op de door Augustus berekende teloorgang van de krachteloos geworden republikeinse geest en instituties, begint Tacitus zijn Annales met het aantreden van Tiberius. Suetonius, die bij de jeugdige Octavianus onbeheerstheid en bandeloosheid signaleert en beschrijft hoe hij bij de worsteling om de macht geen middel schuwt, prijst de gemodereerde uitoefening van de eenmaal verworven macht en de wijsheid van zijn bestuur. Seneca prijst in De clementia wel Augustus’ optreden tegenover Cinna, maar geeft te verstaan dat het hier gaat om een clementie na de slachting.

De beeldende kunst van Augustus’ tijd wordt in alle opzichten iconografisch bepaald door de keizerlijke propaganda. De portretten moeten de verschillende facetten van de vorst laten uitkomen. Hij wordt bijvoorbeeld voorgesteld als overwinnaar van Actium en dus als groot veldheer (Augustus van Primaporta) of als priester die de republikeinse pietas belichaamt (Augustus van de Via Labicana). Ook de familieleden hebben een functie in die representatiepropaganda: de gelaatstrekken en het haar zijn soms haast identiek aan die van de princeps. Zeer bewust vond de wereldwijde verspreiding plaats van zulke portretten, die dan ook in enorme aantallen zijn overgeleverd.

Ornamenten aan monumenten symboliseren de vruchtbaarheid die voorheen slechts in de mythische gouden tijd had bestaan: ranken met overvloedige bladeren en druiven en vol dieren, met name de zwaan van Apollo, zijn in die betekenis voor de eerste maal toegepast op de Ara Pacis (‘altaar van de vrede’), opgericht op het Marsveld te Rome tussen 13 en 9 v.C. In archaïstische stijl is de strijd tussen Apollo en Herakles op terracotta versieringsplaten voor de Apollotempel op de Palatijn uitgebeeld: zij stellen de strijd tussen Augustus en de vijanden van de republiek voor. Enkele gemmen tonen de apollinische drievoet met tussen de benen een slang, wellicht een toespeling op de wonderbaarlijke bevruchting van Atia. Het sterrenbeeld Capricornus is evenzeer van belang in de iconografie, omdat de keizer op 23 september in dat teken was geboren.

Enkele historische gebeurtenissen zijn in de vorm van reliëfs vereeuwigd. Een slechts in fragmenten bewaard gebleven reliëf in Boedapest zou de slag bij Actium memoreren. De god Apollo is aanwezig om zijn goedkeuring aan de voortgang te hechten. Op de Ara Pacis is de familie van de princeps voorgesteld tijdens de plechtigheden in 9 v.C. Op een zilveren beker uit Meroë (Egypte, 1e eeuw n.C.) is Augustus als wijze rechter afgebeeld in eenzelfde rol als de Bijbelse Salomo.

Vanaf de late oudheid wordt door de christenen een bijzondere relatie gelegd tussen Augustus en Christus. Deze gaat niet alleen terug op de uit het Nieuwe Testament bekende, door Augustus gelaste volkstelling te Bethlehem, maar ook op de aankondigingen van een redder in Vergilius’ vierde Ecloga en in het zesde boek van diens Aeneis. In Byzantijnse geschriften uit de 6e eeuw is het verhaal te vinden dat de komst van Christus door de Delphische Pythia aan de keizer werd voorspeld. Latere versies van deze legende, waarin de Pythia is vervangen door de Sibylle van Tibur (Tivoli), vinden een neerslag in de Legenda Aurea (Gouden legende) ca. 1260 van Jacobus de Voragine en in het tekst- en beeldverhaal van het Speculum humanae salvationis (Spiegel der mensch-like Behoudenisse) 1324, waarin we lezen en zien hoe de Sibylle Maria en het goddelijke kind aan de keizer toont. Met deze legende houdt het verhaal verband dat Augustus voor dit onbekende kind en Verlosser een altaar zou hebben opgericht, de Ara Coeli (‘altaar des hemels’), waarmee de kerk met die naam op het Capitool in verband werd gebracht.

Deze legende leidt tot talloze illustraties bij het Lucas-evangelie en bij het genoemde Speculum, altaarstukken als het Bladelin-altaar van Rogier van der Weyden ca. 1460 en een paneel van Konrad Witz tweede kwart 16e eeuw, fresco’s in kerken zoals van Ghirlandaio ca. 1485 in de S. Trinità te Florence, Brusselse tapijten begin 16e eeuw en schilderijen van o.a. Garofalo 1537, Tintoretto ca. 1550-55 en Caron ca. 1580, gemaakt voor Karel ix.

Buiten deze christelijke context is er de reputatie van Augustus als eerste keizer van het Imperium Romanum en als personificatie van het vierde van de Vier Wereldrijken (Dareios), en zijn roem als degene die in zijn rijk, voorbeeld en stramien voor een christelijk wereldrijk, als vredelievend heerser de pax romana vestigde. Dit alles leidde ertoe dat Augustus ten voorbeeld werd gesteld aan de Karolingische en Duitse keizers, zoals Eusebius van Caesarea hem reeds ten voorbeeld had gesteld aan Constantijn. Een Augustus-camee uit 20 v.C. vormt waarschijnlijk om zulke redenen het centrale sieraad van het Lotharkreuz in de dom van Aken uit ca. 1000, en portretten van de Heilige Roomse Keizer Hendrik ii als Augustus hebben waarschijnlijk dezelfde achtergrond. Ariosto geeft in Orlando furioso 1516-32 een ‘profetie’ aan de latere keizer Karel v, waarin Augustus, Traianus, Marcus Aurelius en Septimius Severus hem ten voorbeeld worden gesteld.

In de literatuur van de nieuwe tijd speelt hij zelden een hoofdrol. In de enkele scènes waarin hij optreedt in Julius Caesar 1599 van Shakespeare toont hij zich koel, correct en omzichtig; in Antony and Cleopatra 1607 staat hij als een beheerste homo politicus tegenover zijn onstuimige en hartstochtelijke mededinger. Ook Montesquieu schetst hem als een koele rekenmeester. Corneille behandelt in zijn Cinna-tragedie 1640 hoe na het oprollen van het complot de gearresteerde Cinna, die verliefd is op de dochter van een proscriptieslachtoffer en haar heeft gezworen Augustus om te brengen, zich aanvankelijk tegen de clementie van de regeermoede en milde Augustus verzet, maar later zwicht. Mogelijk pleitte Corneille, in een klimaat van vele conspiraties tegen Lodewijk xiii, hiermee voor clementie. Ten vervolge op het stuk van Corneille is er in de 18e eeuw een kleine reeks Cinna-opera’s, te beginnen met Graun 1748. Otway 1686 schreef een prozatekst over het triumviraat. Allan Massie schreef in 1988 de gefingeerde memoires van Augustus.

Ook na de middeleeuwen is Augustus in de beeldende kunst een voorbeeld van een goede heerser en voertuig van vorstelijke propaganda. Cosimo de’ Medici liet zich in een beeldhouwwerk van Danti 1572 als Augustus afbeelden. Voorstellingen van het sluiten van de deuren van de Ianus-tempel onderstrepen de vredelievendheid van de heersende vorst: bijv. Maratta ca. 1650 voor de Galerie de La Vrillière te Parijs en Van Loo 1765 voor het buitenverblijf van Lodewijk xv te Choisy. De onder Kleopatra genoemde doe-ken over de ontmoeting van Augustus met deze vorstin onderstrepen de continentia van Augustus c.q. de opdrachtgever. Afbeeldingen waarop hij Vergilius’ Aeneis leest of luistert naar de voordracht van dit epos door de dichter zelf, verwijzen naar cultuurpolitieke strevingen: bijv. Pietro da Cortona 1647 in de Sala di Apollo van het Palazzo Pitti te Florence (waarin ook Alexander met de boeken van Homeros). Angelika Kauffmann 1788 en Ingres ca. 1812 laten Vergilius aan Augustus de Aeneis voorlezen. Naar een verhaal van een Aeneis-commentator uit de 4e eeuw n.C., Donatus, valt Octavia, de zuster van Augustus en moeder van Marcellus, in zwijm bij het horen van de regel ‘Tu Marcellus eris’ (Jij zult Marcellus zijn), waarin Anchises de voortijdige dood van de jongeman voorspelt. De daarvoor wellicht verantwoordelijke Livia houdt de blik neutraal. Het schilderij van Ingres werd in 1820 nagevolgd door Camuccini.

Tischbein schilderde voor het Schloss Wil-helmshöhe te Kassel in 1769-70 een reeks doeken, waarin als lofprijzing aan het adres van Wilhelm viii van Kassel de deugden en cultuur van Augustus in beeld worden gebracht: zijn confrontatie met Kleopatra, het geven van een beloning aan soldaten, zijn lezing van Vergilius’ Aeneis en zijn vergiffenis van Cinna. Deze clementiescène, waarschijnlijk geïnspireerd door het stuk van Corneille, keert meerdere malen terug in de Franse schilderkunst: o.a. Vincent 1787 en Alexandre Fragonard 1796.

De wreedheid van het bewind van het triumviraat met proscriptie en slachting wordt daarentegen maar zelden in herinnering geroepen. Caron zinspeelt met zijn Massacre du Triumvirat ca. 1562 en nog eens 1566 op de religieuze twisten in het Frankrijk van zijn tijd, en Vredeman de Vries moet in dezelfde jaren om soortgelijke redenen het motief hebben gebruikt.

Het beeld van de Aurea Aetas (‘gouden tijd’) die onder Augustus had bestaan, werd door Mussolini herhaaldelijk opgeroepen in vergelijkingen met het nieuwe, fascistische Italië. Vooral de ter gelegenheid van het 2000ste herdenkingsjaar van Augustus’ geboorte in 1937-1938 georganiseerde Mostra augustea della romanità moest de parallellie tussen het oude en het nieuwe imperium onderstrepen. Langs de nieuw aangelegde Via dei Fori Imperiali in Rome werden marmeren kaarten geplaatst, die de groei van beide imperia illustreerden.