Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Zalig

betekenis & definitie

Het woord zalig is van de kerkelijke taal in de dagelijkse omgangstaal doorgedrongen. Het is verwantmet het Latijnse salus dat: heil betekent, met salvus: behouden en met solari: troosten, maar men heeft ook wel gedacht aan verwantschap met zaaien volgens de ingewikkelde en gewrongen redenering: zaaitijd—juiste tijd—dat wat bij de tijd past—goed—gelukkig.

Wij kennen het woord vooral uit de bijbel: zalig zijn de zachtmoedigen, waarin zalig betekent: het eeuwige heil deelachtig. Aardser klinkt al: geld alleen maakt niet zalig, waarin zalig staat voor: gelukkig. Geheel buiten de religieuze betekenis is zalig geraakt, wanneer men spreekt over zalig weer en, nog sterker, over zalige taartjes.