Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Pech

betekenis & definitie

Het uiterlijk van het woord pech doet al vermoeden dat het van Duitse oorsprong is. In de achttiende eeuwwas het een Duits studentenwoord voor: tegenslag.

Uit de studententaal drong het de algemene spreektaal binnen en in de negentiende eeuw werd het in het Nederlands overgenomen. Het woord is hetzelfde als ons pek of pik. ‘Im Pech stecken’ is dus eigenlijk: aan iets blijven kleven, zoals aan pek. Thans zegt men in het Duits: Pech haben en in het Nederlands: pech hebben. Ook uit het Duits overgenomen is de samenstelling pechvogel, in letterlijke zin: vogel die aan de vogellijm blijft kleven en gevangen wordt.