Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Oordje

betekenis & definitie

In zegswijzen als: hij kijkt of hij z’n laatste oortje versnoept had en: hij ligt daar voor een oortje thuis, pleegt men het woord waarover wij het hebben, met een t te schrijven. Dat is heel begrijpelijk, want de verwantschap met het woord oord wordt in het geheel niet meer gevoeld.

Toch is die familieband vrij nauw. In de Middeleeuwen waren allerlei munten in omloop die door een kruis in vier oorden of hoeken waren verdeeld. Een oordje is dus het vierde deel van een muntstuk en in het bijzonder van een stuiver. De waarde is dus i % cent of twee duiten. Van iemand die royaal is waar het grote uitgaven betreft, maar die opziet tegen het besteden van een klein bedrag, zei men vroeger: oordje gierig, stuivertje zot. Het Engels kent precies hetzelfde: pound foolish, penny wise.