Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Handel

betekenis & definitie

Handel hoort bij handelen en handelen bij hand. Het woord hand betekent oorspronkelijk: grijper, beetpakker.

Handel is dus eigenlijk: het vasthouden en gebruiken van iets en vandaar: het geheel van gedragingen van iemand. Men spreekt van iemands handel en wandel: iemands gedrag en omgang met anderen. Het woord kwam vroeger voor in de betekenis: bedrijf van een toneelspel en het uitoefenen van de liefde heette minnehandel. Maar de gewone betekenis van handel is nu: de handeling van kopen en verkopen. Waarschijnlijk is dit een verkorting van koophandel. Ook datgene wat men wil verkopen wordt de handel genoemd. Zegt men dat de handel levendig of flauw is, dan bedoelt men: de kooplust. Modern is: de hele handel voor: alles wat ik bij mij heb en zelfs: iedereen.