Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Fatsoen

betekenis & definitie

Evenals het Engelse fashion is ons woord fatsoen afgeleid van het Franse façon dat weer uit het Latijn stamt. In het Latijn is factio het maken, het handelen.

De oudste betekenis van fatsoen is: model, vorm, gedaante, zowel van voorwerpen als van mensen. In Sara Burgerhart wordt een temerige kwezel: het ouwe fatsoen genoemd. En in de Camera spreekt Beets over een hoed van buitensporig fatsoen. Thans verstaat men er onder: het gevoel verplicht te zijn een houding aan te nemen, die in maatschappelijke kringen gewaardeerd wordt. Z’n fatsoen houden is: zich wellevend en goedgemanierd gedragen. En: met goed fatsoen wil zeggen: zonder aanstoot te geven. Het woord fatsoensrakker voor zedelijkheidsapostel is een woord dat door Vestdijk is gevormd.