Het woord danig wordt gebezigd in de betekenis: geducht, flink, in hoge mate. Men zegt bijvoorbeeld: ik heb mij danig verveeld, ik heb hem danig de waarheid gezegd, ik was danig geschrokken.
Dit woord danig is niets als een afkorting van zodanig of dusdanig die beide betekenen: in die mate, zo. Het zijn samenstellingen met het voltooide deelwoord van het werkwoord doen. In het Middelnederlands luidden deze woorden dan ook: dusghedaen, soghedaen. Deze vormen wijzigden zich in: dusdaan en: zodaan en afleidingen daarvan zijn: dusdanig en: zodanig. Ten onrechte ging men deze vormen beschouwen als bestaande uit twee woorden: zo en danig in de betekenis: zo erg. Hierdoor kreeg danig de betekenis erg, zeer, geducht die het woord nu nog heeft.