Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Apotheek

betekenis & definitie

Het Griekse werkwoord apotithèmi betekent: wegzetten. Het zelfstandig naamwoord apothèkè is dus: het weggezette en vandaar: de bergplaats, de bewaarplaats, de zolder, de kelder, het magazijn.

In het Italiaans en het Frans heeft het woord de a verloren en de p is tot b geworden; vandaar de woorden bottega en boutique. Aanvankelijk had apotheek dus een veel ruimere betekenis dan thans. In een apotheek kon men koren, wijn, specerijen, verfwaren, eetwaren, confituren en wat niet al opslaan en verkopen. Een apotheek was dus meer een drogisterij. Thans is het een zaak waar geneesmiddelen worden bereid en verkocht. Schertsend noemt men fruitzaken en haringstalletjes wel: De gezonde apotheek, d.w.z. de zaken waar ge-zondmakende zaken voor gezonden te koop zijn.