Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Aartsbisdom

betekenis & definitie

Dit woord heeft een voorvoegsel en een achtervoegsel waartussen het hoofdwoord bis enigszins in de knel is geraakt. Bis is namelijk een samentrekking, een verkorting van bisschop.

Het voorvoegsel aartsis van Griekse oorsprong en luidde in die taal archi: eerste, voornaamste. Het was aenvankelijk vooral in kerktaal gebruikelijk: aartsengel, aartsvader, aartsbisschop. Later, misschien via aartsketter, bezigde men het ook voor persoonsnamen om aan te duiden dat iemand een slechte hoedanigheid in de hoogste mate bezit. Zo ontstonden aartsdeugniet, aartsboosdoener en vele andere. De oudste betekenis van -dom, dat verwant is met het werkwoord doen, is: toestand, staat. Zo zijn adel dom, maag dom en ouder dom gevormd. Ook vormt het woorden die een gebied aanduiden. Daartoe behoren behalve bisdom ook hertog dom en vorsten dom.