Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Aalmoes

betekenis & definitie

Het uitgangspunt is het Griekse woord eleèmosynè dat medelijden betekende en vandaar: daad van medelijden, liefdegift. Het woord werd in het Latijn overgenomen als almosina, in het Middelnederlands was de vorm aelmoesene en dat is ons woord aalmoes.

Vroeger zeide men in bijbelstijl niet: aalmoezen geven, maar aalmoezen doen. Het frans heeft nog faire l’aumône. Het spijzigen van de hongerigen werd in vroeger tijd ook tot het geven van aalmoezen gerekend, vandaar dat het woord aalmoes ook werd gebruikt voor: voedsel. En dat is weer de oorzaak van het misverstand dat aalmoes zou zijn: een spijs, moes, bereid met aal en groenten. Hij wiens taak het vanouds was liefdegaven uit te delen, droeg de naam aalmoezenier. Hij stond als geestelijke in dienst van een graaf, een bisschop of een andere hoge functionaris. Thans is de aalmoezenier verbonden aan een ziekenhuis, een gevangenis of het leger. In het laatste geval noemt men hem ook: veldprediker.