Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 25-06-2020

Acne

betekenis & definitie

(bloesem: volgens Littré is het woord acne herkomstig van een schrijffout (bij Aëtius), vinnen, mede-eters, ontsteking van de haar- en smeerzakjes der huid (zie Folliculitis). A. artificialis: kunstmatige acne, veroorzaakt door uitwendige prikkels (teer enz.) of inwendige (jodium- en bromiumverbindingen).

A. cheloidea = keloid anke, zie ald. A. ciliaris: ooglidvin, acute omschreven ontsteking van één of meer smeerklieren der oogharen in de vorm van kleine, meestal veretterende knobbels (zie Hordeolum). A. cachecticorum: acne bij verval van krachten, slappe pukkels op de rug en de buik bij slecht gevoede personen. A. confluens: samenvloeiende acne, waarbij de pukkels tot grote plekken ineenvloeien. A. cornea s. keratosa: hoornvormende acne, met niet etterende, doch verhoornde pukkels. A. decalvans (Lat., kaal makend) veroorzaakt kale plekken.

A. disseminata: verspreide vinnen, rood, ter grootte van een gerstekorrel tot een boon, kegelvormig, op de huid van borst, rug en aangezicht bij jeugdige personen. A. frontalis = A. varioliformis. A. lupus = A. teleangiéctodes. A. mentagra (zie Sycosis) = follicuiitis barbae. A. pfcea (pix, teer): teervinnen = A. arteficialis. A. rosécea: kopergezicht, koperroos, een tot het aangezicht beperkte aandoening, samenhangende met stoornissen in de vrouwelijke geslachtsdelen of de spijsverteringswerktuigen (poortader).

De eerste graad bestaat uit sterke roodheid door uitzetting der haarvaatjes en vorming van teleangiectasieën: dikwijls ontstaat op deze bodem A. pustulosa en indurata. De tweede en derde graad bestaat uit vorming van bolle, bindweefselachtige woekeringen (zie Rhinophyma) met monsterachtige misvorming van de neus en andere delen van het gelaat: syn. gutta rosacea. A. scrofulosorum: een op acne gelijkende soort liehen scrofulosorum, die vooral op de billen voorkomt. A. sebäcea: zie Seborrhoea. A. simplex s. vulgaris: de gewone, steeds met medeëters samenhangende huidvinnen, in de vorm van kleine rode pukkeltjes (A. punctata) hetzij in die van grotere, etterende (A. pustulosa) of, zolang zij dit niet doen, in die van harde knobbeltjes (A. indu rata) A. syphilitica: puistachtige Syphiliden, tot ettering geneigd. A. teIeangiectoides: zie Lupus follicularis disseminatus.

A. urticata: netelvinnen, ondersoort der A. varioliformis, acuut optredende, jeukende bulten. A. vegetante = ziekte van Darier. A. varioliformis = A. frontalis (H e b r a): platte pukkels, zo groot als hennepkorreis, of puistjes zonder medeëter. Op de top droogt een klein plat korstje in (A. necrótica), dat later beneden de omgevende huid inzinkt en geneest met een lichtelijk uitgehold litteken.