Woorden en uitdrukkingen verklaard

Dr. C.H. PH. Meijer (1919)

Gepubliceerd op 03-12-2020

Kwispedoor, kwispeldoor

betekenis & definitie

al vroeg in Indië uit port. cuspidor. Le Francq v.

Berkhey. Nat, Hist. o. Ned. 3, 661 : „Quispedooren, of spuwpotjes”. Cuspidor = eig. spuwer, verg. de lat. uitgang tor, en lat. (conjspuere — spuwen ; de naam van handelenden persoon (nomen agens) wordt dikwijls gegeven aan werktuigen, voorwerpen of personen, waarmee de handeling uitgevoerd wordt, of die er ’t object van zijn, b.v. looper = sleutel om verschillende sloten te kunnen openen; een opsnijder en meesnijder, werktuigen waarop en waarmede een diamantsnijder een diamant snijdt (Leviticus-Polak, Diamantnijv.); scheepsroeper; staatmaker (iemand waarop men rekenen kan, Mansvelt, Transv) ; verrekijker, zie ook bij art. Schanslooper. Voor de verwisseling van u (oe) in Wi vooral na een gutturaal verg. hoe en wie voor hwie, eng. who. Welke, eng. which, en hoeke (dialectisch = welke), gezond en gezwind enz.1,