Verklarend woordenboek Nederlands-Indië

Pieter Johannes Veth (2003)

Gepubliceerd op 15-08-2017

bakkeljauw

betekenis & definitie

bakkeljauw [gedroogde vis]. Dit woord ontbreekt, zeer ten onrechte, in alle Nederlandse woordenboeken. Het is algemeen in gebruik in onze West-Indische bezittingen en in alle geschriften die daarover handelen. Het voedsel van de negerslaven placht er hoofdzakelijk uit bananen en bakkeljauw te bestaan. Zie Van Hoëvell, Slaven en vrijen, deel I, p. 118; Van Sijpesteyn, Suriname, p. 202. De bakkeljauw was de opengesneden, sterk gezouten en gedroogde kabeljauw, die op de banken van Newfoundland gevangen en in vaten van 600 à 700 pond naar Suriname gezonden werd. Kabeljauw en bakkeljauw zijn klaarblijkelijk hetzelfde woord, slechts door letteromzetting gewijzigd. Welke vorm de oorspronkelijke is, valt bezwaarlijk uit te maken. De Germaanse talen hebben de vorm met ka, bijvoorbeeld het Hoogduits Kabeljau of Kabliau, het Deens cabliau, het Zweeds kabeljo; ook het Frans heeft cabéliau en het middeleeuws Latijn cabellauwus. Daarentegen hebben de Romaanse talen de vorm met ba, zoals het Spaans bacallao, het Portugees bacalhao, het Italiaans bachalaio. Men meent dat deze woorden eigenlijk uit het Baskisch stammen, en wijst erop dat de Basken het eerst de kabeljauwvisserij op de bank van Newfoundland op grote schaal hebben gedreven. Ook labberdaan, bij ons de gewone naam van de gezouten kabeljauw, wijst naar de Basken. Zie het etymologisch woordenboek van Franck op dat woord. Er is dus wel enige reden om de vormen met ba voor meer oorspronkelijk te houden.

Sommigen menen dat er tussen kabeljauw en bakkeljauw een soortverschil bestaat. Zo zegt Van Hoëvell dat de bakkeljauw, dat is de kabeljauw die op de bank van Newfoundland gevangen wordt, een middensoort tussen kabeljauw en schelvis is. Ik houd die mening voor ongegrond. Natuurproducten die over een grote oppervlakte verspreid zijn, vertonen veelal enige verscheidenheden, maar een onderscheid als hier tussen de kabeljauw van Newfoundland en die van de Noordzee wordt aangenomen, is, voorzover ik weet, aan de beoefenaars van de natuurlijke historie onbekend.

Doch al bestaat dit soortverschil niet, toch zijn kabeljauw en bakkeljauw geen synoniemen. De noordelijke volken gebruiken kabeljauw voor de levende en verse vis en hebben voor de verschillende bereidingen die deze ondergaat om voor verzending en bewaring geschikt te worden, verschillende benamingen, zoals stokvis voor de gedroogde, labberdaan voor de gezouten, klipvis voor de tevens gezouten en gedroogde kabeljauw. De zuidelijke volken die de verse kabeljauw niet veel te zien krijgen, gebruiken hun bakkeljauw vooral voor de vis die op verschillende wijzen is verduurzaamd. Wel verklaart het woordenboek van de Real Academia Española het woord bacallao door abadejo, dat in het algemeen de kabeljauw aanduidt, maar het Portugese woordenboek van Moraes Silva omschrijft bacalhao uitdrukkelijk door ‘o badejo escalado e curado ao sol, ou embarricado em salmadeira’, dat is de kabeljauw opengesneden en in de zon gedroogd of in de pekel gelegd. Dit beantwoordt volkomen aan de betekenis aan ons bakkeljauw toegekend. Bakkeljauw is dus de West-Indische naam van stokvis of zoutevis, die wij daar, gelijk zovele andere woorden, van de Spanjaarden of Portugezen hebben overgenomen, ofschoon wij daarin slechts een zeer oud en bekend woord in andere vorm en met speciale betekenis hebben terugontvangen.<SUP>8*</SUP>