onbeleefd persoon (informeel)
‘Ginder zit een knappe vrouw,' zei hij, 'typisch mijn type. 't Wemelt hier van typisch mijn types. Ik ga hier meer komen.' 'Over wie heb je het?' vroeg Joe. De Meeuw wees, de onbeleefderik. 'Die daar,' zei hij, 'met die vlinderbril op.'
(Herman Brusselmans, Plotseling gebeurde er niks)
Met het achtervoegsel '-erik' worden persoonsnamen gevormd die duiden op mensen die een kenmerk hebben dat in het eerste deel wordt genoemd: 'bangerik, dommerik, dwazerik'. In Belgisch-Nederlands wordt daar meer gebruik van gemaakt dan in Nederlands-Nederlands.
Belgisch-Nederlandse Standaardtaal
Gangbaarheid: 1
Vlaamsheid: 3
Gepubliceerd op 21-07-2020
onbeleefderik
betekenis & definitie