Een klungelachtige persoon, tevens verwijzend naar de voorkeur van de Nederlanders voor aardappelen. Een woordspeling op butter-finger, wat staat voor ‘stoethaspel’, ‘stuntel’, ‘breekal’, ‘stumperd’, ‘sukkel’.
Het mag een schrale troost zijn, maar dezelfde scheldnaam wordt ook gebruikt voor leren en Fransen, eveneens notoire aardappeleters.